Vrijheid

Vrijheid

Het spanningsveld tussen politieke en economische vrijheid

Commentaar op artikel
Reich, Robert, (2007). How capitalism is killing democracy. Foreign Policy, sept/oct 2007.
Te vinden op: http://www.robertreich.org/reich/20070901.asp

Zijn politieke en economische vrijheid twee handen op een buik, ‘a match made in heaven’?
Of, anders geformuleerd, gaan democratie en kapitalisme, als geïnstitutionaliseerde vormen van die vrijheden, altijd hand in hand?
Conventionele wijsheid vertelt ons dat (macro-) economische vrijheid (kapitalisme*) leidt tot politieke vrijheid (democratie) en vice versa. Maar hoe steviger het kapitalisme globaal verankerd raakt, hoe minder evident dat verband wordt; integratie in de kapitalistische wereldeconomie blijkt lang geen garantie voor democratische transities (zie China, Rusland, de NIC’s).
Volgens Robert Reich is ook in de gevestigde democratieën de relatie tussen democratie en kapitalisme problematisch, meer nog, “no democratic nation is effectively coping with capitalism’s negative side effects” (zoals delokalisering, neerwaartse loondruk, arbeidsonzekerheid,...). Kapitalisme kan democratie ondermijnen; een gekend voorbeeld is de druk die grote bedrijven via intensief lobbywerk uitoefenen op hogere politieke besluitvormingsniveaus, waardoor de keuze en inspraak van de burger aan de kant geschoven wordt.
In zijn artikel ‘How capitalism is killing democracy’ stelt Robert Reich dat de democratie haar greep op het kapitalistisch economisch systeem verloren is, hoewel “democracy is designed to allow citizens to address these very issues [de negatieve neveneffecten van vrije markten] in constructive ways.
Interessant in zijn analyse is dat hij die evolutie niet louter wijt aan externe factoren, zoals almachtige en ongrijpbare multinationals of gewetenloze CEO’s, maar aan een tegenstelling van twee maatschappelijk ‘rollen’ die ieder van ons belichaamt: die van consumer en citizen.
Als consument (of investeerder, ondernemer) verdedigen we open markten en economisch liberalisme omdat het lage prijzen (en hogere winsten) garandeert. Als burger daarentegen, verwachten we zekerheid en een effectief democratische staatsbeleid dat het algemeen belang nastreeft. Die verschillende agenda’s leiden volgends Reich tot innerlijke conflicten met schizofrene reacties, waarbij de consument/investeerder/ondernemer doorgaans de bovenhand krijgt.
Reich haalt ook aan dat die alomtegenwoordigheid van de markt en de toegenomen klemtoon op ons ‘consument-zijn’ zorgt voor verwarring omtrent de verantwoordelijkheden van kapitalisme en democratie. De rol van kapitalisme “is to increase the pie” terwijl de democratie “at its best, enables citizens to debate collectively how the slices of the pie should be divided and to determine which rules apply to private goods and which to public goods”. Maar volgens Reich worden de functies van de democratie vandaag meer en meer overgelaten aan de markt, en zijn wij daar zelf voor verantwoordelijk: “If the purpose of capitalism is to allow corporations to play the market as aggressively as possible, the challenge for citizens is to stop these economic entities from being the authors of the rules by which we live.”

Moraal van Reich’s verhaal: we moeten als plichtsbewuste burgers de democratie in ere herstellen door het kapitalisme aan banden te leggen, economische vrijheid moet onderworpen worden aan politieke vrijheid: “The only way for the citizens in us to trump the consumers in us is through laws and rules that make our purchases and investments social choices as well as personal ones”. De politieke keuze van de burger voor een lage sociale kost van mondiaal kapitalisme moet dus primeren op de keuze van de consument voor goedkope producten.
Maar ergens knelt het schoentje: Reich stelt een nationaal beleid (door burgers afgedwongen in de nationale democratische context) voor om grensoverschrijdende problemen op te lossen die voortkomen uit een mondiaal fenomeen, kapitalisme. Een probleem zoals delokalisering van bedrijven naar lageloonlanden los je echter niet op door ‘laws and rules’ of extra taxen in eigen land (integendeel), tenzij je een radicaal protectionisme gaat nastreven (wat zeker Reich’s bedoeling niet is). Reich houdt in zijn model dus geen rekening met het aspect van internationale competitie. Hij neemt ook niet in rekening dat de macht van de burger min of meer ‘stopt’ bij de grenzen van de staat terwijl de macht van bedrijven die grenzen ver overschrijden, wat voor een machtsonevenwicht zorgt.
Kortom, terwijl hij in zijn analyse wél oog heeft voor structurele problemen, baseert hij zijn oplossing uiteindelijk op een aanwakkering van burgerbewustzijn, wat dan zou moeten leiden tot een sterkere democratie.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Op het eerste zicht zullen vele mensen, zoals je inderdaad in je bijdrage stelt, geneigd zijn het evident te vinden dat "(macro-) economische vrijheid (kapitalisme) leidt tot politieke vrijheid (democratie) en vice versa". Ik persoonlijk - en met mij Benjamin Barber in zijn boek 'Jihad vs. McWorld'- heb hier zo mijn bedenkingen bij. Het is inderdaad zo dat het wereld kapitalistisch systeem (of ‘McWorld’ zoals Barber het in zijn boek noemt) optimaal gedijt onder een aantal vrijheden. Niet het minst vrijhandel, maar in bepaalde mate natuurlijk ook andere vrijheden als daar zijn vrijheid in de keuze wat we consumeren (of niet consumeren ook één van de opties is, is nog een andere vraag), vrijheid om zichzelf te informeren (voor wat betreft de consumptiegoederen dan toch), bewegingsvrijheid, enz. Bepaalde andere (eerder politieke) vrijheden die Westerse democratieën (in de retoriek althans toch) vaak nastreven lijken evenwel van ondergeschikt belang te zijn. Barber verwoordt dit gepast:

Human rights are needed to a degree, but not citizenship or participation—and no more social justice and equality than are necessary to promote efficient economic production and consumption. Multinational corporations sometimes seem to prefer doing business with local oligarchs, inasmuch as they can take confidence from dealing with the boss on all crucial matters. Despots who slaughter their own populations are no problem, so long as they leave markets in place and refrain from making war on their neighbors (Saddam Hussein's fatal mistake). In trading partners, predictability is of more value than justice.

En inderdaad. Hoewel er een link is tussen vrijheid en het kapitalistisch systeem is het allesbehalve een conditio sine qua non, en dat in beide richtingen. Naast voorbeelden als daar zijn China, mag het duidelijk zijn dat de vrije markt ook bloeide onder de militaire junta in Chili, of in Taiwan en Korea toen het onder militair bestuur stond. We kunnen zelfs verder in de tijd teruggaan en verwijzen naar een verscheidenheid aan autocratische Europese regime’s en hun koloniën waaronder het kapitalisme welig tierde. Het mag dus duidelijk zijn dat een vrije markt perfect verenigbaar is met allerhande regime’s die burgerlijke en politieke vrijheden niet bijzonder hoog in het vaandel dragen. Zoals verder uit bovenstaand citaat mag blijken, is het bovendien zelfs niet ondenkbaar dat het omgekeerde waar is. De vrije markt zou in vele gevallen wel eens een pervers effect op de democratie en/of vrijheid kunnen hebben. Immers, is een producent per definitie niet voornamelijk geïnteresseerd in het sluiten van winstgevende contracten, goedkoop te produceren en liefst dan natuurlijk ook nog in een zo groot mogelijk afzetgebied aan een zo optimaal mogelijke (lees: meest winstgevende) prijs te verkopen? Hiermee wil ik zeker niet al het slechte van de aarde in de schoenen van de vrijhandel, van de multinationals e.a. schuiven, doch enkel er op wijzen dat economische actoren vertrekken vanuit een economische logica en zoals Barber terecht stelt vooral geïnteresseerd zijn in voorspelbaarheid. Als die voorspelbaarheid toevallig geboden kan worden daar een dictator die de teugels stevig in handen heeft, so be it. Zolang de schoenen bij wijze van spreken maar aan de eisen van de potentiële klant voldoen.

Het voorgaande mag duidelijk maken dat de band tussen democratie en economische vrijheid in eerste instantie al zwaar gerelativeerd dient te worden. Noch heeft de globale economie democratie nodig, noch zal het actief democratie promoten. Economie staat relatief neutraal t.o.v. democratie. De relatie tussen een geglobaliseerde economie – of McWorld zoals Barber dit karikaturaal noemt – en ons begrip van een democratie wordt door Barber als volgt weergegeven:

Yet in all this high-tech commercial world there is nothing that looks particularly democratic. It lends itself to surveillance as well as liberty, to new forms of manipulation and covert control as well as new kinds of participation, to skewed, unjust market outcomes as well as greater productivity. The consumer society and the open society are not quite synonymous. Capitalism and democracy have a relationship, but it is something less than a marriage. An efficient free market after all requires that consumers be free to vote their dollars on competing goods, not that citizens be free to vote their values and beliefs on competing political candidates and programs.

Het is dan ook maar zeer de vraag of de vrije markt, zoals in neoconservatieve middens nogal eens graag geloofd wordt, dé oplossing is voor alle problemen. De val van de Sovjet Unie, de glasnost en perestroika en de huidige politieke situatie in Rusland, die daar uiteindelijk een kind van is, kan ons misschien een idee geven van de link tussen het idee van de vrije markt en de democratie. Een geglobaliseerde en ongebreidelde vrije markteconomie en de principes van vrijhandel en laisser-faire die stuk voor stuk efficiëntie, productiviteit en winstmaximalisatie nastreven doen dit allicht ten koste van de burgerlijke vrijheden en het zelfbestuur van de mensen. Barber: “To the extent that either McWorld or Jihad has a NATURAL politics, it has turned out to be more of an antipolitics. For McWorld, it is the antipolitics of globalism: bureaucratic, technocratic, and meritocratic, focused (as Marx predicted it would be) on the administration of things—with people, however, among the chief things to be administered.” En inderdaad kan de vraag vandaag terecht gesteld worden in hoeverre wijzelf vandaag nog bepalen wat, wanneer en überhaupt of we willen consumeren? Bovendien lijkt het inderdaad, zoals je aanhaalt in je kritiek, ook maar zeer de vraag te zijn of natiestaten effectief kunnen ingrijpen in een wereldwijde 24-uurs economie. Wat een land als bijv. België op nationaal vlak beslist doet er maar weinig toe op internationaal niveau. Toch kan niet ontkend worden dat bepaalde maatregelen die genomen kunnen worden, andere landen kunnen inspireren en zo alsnog navolging kunnen krijgen op een grotere schaal (bijv. de pioniersrol die België speelde bij het verbieden van clustermunitie e.a.). Een Tobin-tax die enkel in België zou ingevoerd worden, zou internationaal effectief eerder een rariteit zijn dan dat het veel zoden aan de dijk zou brengen in de ontwikkelingslanden. Echter, als een hele Europese Unie ertoe gebracht zou kunnen worden een stap in de richting van een dergelijke taks te zetten, zou dit op wereldschaal natuurlijk wel zo zijn impact hebben…

Wat voorts interessant is aan het boek van Barber is dat hij, zoals uit de titel duidelijk mag blijken, niet enkel ‘McWorld’ onder de loep neemt, maar ook aandacht schenkt aan een ander fenomeen dat hij ‘Jihad’ noemt (ook deze term gebruikt hij karikaturaal en niet in de zin van de politieke islam). Omdat een bespreking van ook dit begrip ons hier te ver zou leiden, beperk ik me er toe de krachten die hij onder de noemer ‘Jihad’ brengt te benoemen als die krachten die alle vormen van een lokaal particularisme dekken. Het gaat dan om allerhande religieuze, nationalistische, etnische, etc. bewegingen die hun eigenheid willen bendrukken en dit in meer extreme vormen vaak ook ten koste van anderen willen doen. Zodoende pleiten deze krachten voor versnippering en fragmentering. Barber tracht in zijn boek de spanning tussen deze ogenschijnlijk tegengestelde krachten – Jihad vs. McWorld – te onderzoeken en poogt uiteindelijk zelfs ze met elkaar te verzoenen. De vraag stelt zich immers hoe een waarachtige vorm van democratie zich kan verspreiden in een wereld waar de voornaamste tendensen op zijn best onverschillig (McWorld) en op zijn slechts tegengesteld (Jihad) zijn aan het concept van democratie zoals wij dat kennen. Volgens Barber zal globalisering uiteindelijk de fragmentarische krachten van ‘Jihad’ overwinnen door ze te integreren in een systeem dat deze krachten meer tolerant en participatief zal maken: de gedecentraliseerde participatieve democratie met een (con)federale representatieve regering.

(…), the participatory and direct form of democracy that engages citizens in civic activity and civic judgment and goes well beyond just voting and accountability—the system I have called "strong democracy"—suits the political needs of decentralized communities as well as theocratic and nationalist party dictatorships have done. Local neighborhoods need not be democratic, but they can be. Real democracy has flourished in diminutive settings: the spirit of liberty, Tocqueville said, is local. Participatory democracy, if not naturally apposite to tribalism, has an undeniable attractiveness under conditions of parochialism.

Barber wijst er tot slot evenwel ook nog op dat het simpelweg kopiëren en exporteren van een systeem dat beide krachten kan verzoenen, niet zal volstaan. Zoals we inderdaad in verscheidene ex-Sovjet staten reeds konden vaststellen is het simpelweg importeren van vrije politieke partijen, parlementen en een vrije pers, geenszins een garantie voor een democratische civiele maatschappij. Democratie moet immers groeien van onderuit en niet omgekeerd. Bovendien dient een politiek systeem ook altijd aangepast te zijn aan de lokale tradities en particulariteiten. Teneinde een duurzaam politiek systeem op poten te zetten dient er dan ook gezocht worden naar de democratische impulsen die in elke maatschappij wel aanwezig zijn. Barber besluit dan ook gepast: “There is always a desire for self-government, always some expression of participation, accountability, consent, and representation, even in traditional hierarchical societies. These need to be identified, tapped, modified, and incorporated into new democratic practices with an indigenous flavor.” Het is dan ook afwachten of het Amerikaanse democratische experiment in Irak voldoende aangepast is aan de lokale tradities en gewoonten en bovenal of de modale Mohammed met de pet er zich zelf in kan terugvinden.

Thomas Bomans

Anoniem zei

In deze tekst werd het artikel van R. Reich besproken. Hij heeft het over maatschappelijke rollen die wij allen belichamen, m.n. die van consument en burger. Deze tekst deed mij onmiddellijk denken aan een aflevering van Tegenlicht die ik onlangs zag (de aflevering is te herbekijken op de volgende site: http://player.omroep.nl/?aflID=6058744&md5=09f1fb1a2ccdcfe26ba7d9113195f5c2 (Tegenlicht: De nieuwe ondernemer en de hyperconsument) In vier afleveringen ging journalist Felix Rottenberg op zoek naar het antwoord op de vraag: ‘Hoe ethisch is de moderne ondernemer en hoe vrij de consument?’ Hij werd daarbij geïnspireerd en bijgestaan door de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber. Diezelfde meneer bracht dit jaar een nieuw boek uit: De Infantiele Consument. In dit werk hekelt hij het consumenten gedrag dat ons vandaag eigen is (zou zijn). Consumenten lopen tegenwoordig, net als kleine kinderen, hun impulsieve wensen achterna. Kortom, we zijn geïnfantiliseerd, maar hoe is het zover kunnen komen? In den beginne was er het ‘pure’ kapitalisme. Mensen werkten om dingen te kunnen kopen die ze echt nodig hadden. In de 20ste eeuw kwam daarin verandering doordat er steeds meer producten op de markt kwamen. Het probleem van het kapitalisme is dat het eindig is, op een bepaald moment was men verzadigd en moesten bedrijven opzoek gaan naar een nieuwe manier om winst te kunnen blijven maken. Ze deden dit door nieuwe behoeften te creëren. Een bekend voorbeeld is flessenwater: wie koopt er nu water, wanneer het gratis uit de kraan loopt? Naast het feit dat men steeds meer producten ging kopen die niet écht nodig waren, gingen merknamen steeds een belangrijkere rol spelen. We drinken Cola Light in de hoop dat er eens een stoere kerel uit de lift zal stappen en wassen ons haar met L’oréal omdat we het waard zijn. We laten ons, net zoals kinderen, beïnvloeden door reclame en media. Volgens Barber is deze (nieuwe) vorm van consumentisme van een regelrecht gevaar voor de democratie. We zijn zo verblind door het flitsende reclamespots en etalages dat we het denken verleerd zijn. Barber gaat daarin wel érg ver door te stellen dat iemand die een droomwagen koopt, er ook voor zorgt dat Amerika afhankelijker wordt van olie en dat die olie er op haar beurt voor zorgt dat Amerika verwikkeld geraakt is in conflicten in het midden Oosten.
Reich als Barber houden er beiden een vrij pessimistische visie op na. Ik vraag me af of het echt zo erg is en we allemaal ‘kippen(consumenten)-zonder-kop’ geworden zijn? Bestaat er dan geen kleine kans dat je én een consument kan zijn én een kritische burger?

De Ridder L.