Vrijheid

Vrijheid

Schrijvers met vrijheid van meningsuiting?

In zijn artikel ‘Writers and Intellectual Responsibility’ denkt Noam Chomsky na over de verantwoordelijkheid van een schrijver als moreel agent: een schrijver wordt verwacht de waarheid te vertellen over dingen die ertoe doen aan een publiek dat er iets aan kan doen.

In een land als de VS waar het recht op vrije meningsuiting hoog in het vaandel gedragen wordt, lijkt de plicht van westerse intellectuelen om de westerse schuld te pleiten aan een westers publiek op het eerste zicht vanzelfsprekend. Op die manier kunnen we iets leren over onszelf als we ervoor kiezen om iets over onszelf te willen leren. Het is echter vaak een kwestie van kunnen maar niet willen.

In de aanloop naar de oorlog in Irak, was het Amerikaanse volk het eenmondig eens: Saddam moet vallen, de WMD zijn een ‘M-bedreiging’, Al Qaeda, diep verscholen in Irak, hoort te boeten voor de aanslagen van 9/11. Een enkele dissidente stem werd al gauw de mond gesnoerd. Enkele jaren later is het tij gekeerd; de WMD blijven nog altijd onder water, de coalitietroepen hadden de bolster van Irak op het eerste zich dan wel doen barsten maar de noot blijkt moeilijker te kraken. De meeste Amerikanen zijn het vertrouwen in de goede bedoelingen van de westerse actoren in het Midden-Oosten kwijt. Je hoort de dissident van toen bijna denken: ‘told you so’.

Maar is het niet ‘too little too late’ om te erkennen dat de dissident gelijk had (voor zover dit al gebeurd is)? Het is volgens Chomsky geen probleem om commissaris (degene die kritiekloos het regime steunt) van dissident te onderscheiden - in bijvoorbeeld de Sovjetunie. De dissident die als verrader wordt beschouwd in zijn oosters vaderland, wordt geprezen in het Westen. In Amerika echter, werd voor de oorlog in het Midden-Oosten, de eigen commissaris eveneens geprezen en de dissident uitgemaakt voor verrader van het vaderland.

Chomsky gaat verder. Eind jaren 1970 waren er (o.a.) op twee plaatsen gruwelijkheden tegen ‘de menselijkheid’ aan de gang: in Cambodja en in Oost-Timor. Beide in hetzelfde deel van de wereld, beide even gruwelijk. In Cambodja was het de Rode Khmer die lelijk huis hield, een vijand die, na 25 jaar vechten in Indochina, goed van pas kwam om het geloof in de goede intenties van de VS te herstellen en om verdere misdaden te rechtvaardigen: ‘we moeten folteren en vermoorden om een nieuwe Pol Pot ver vermijden’. De verontwaardiging over de gruweldaden was groot.

In Oost-Timor verscheen er de eerste drie jaar van gruwelijkheden niets over het ‘voorval’ terwijl de wapens naar Indonesië stroomden, recht in de handen van Genghis Khan die, ook al vertrappelde hij mensenrechten bij de vleet, door de VS ‘gematigd’ werd genoemd en ‘ten onrechte werd bekritiseerd door propagandisten van de tegenpartij’. Slechts achteraf werd de misdaden erkend maar het feit dat de VS direct betrokken waren bij die misdaden en blij waren dat er een regimewissel uit voortvloeide, werd dood gezwegen. In de mainstreampers werd in het begin ook met geen woord gerept over de escalatie in Indochina in Zuid-Vietnam.
Waarom niet, in tegenstelling tot landen waar er geen persvrijheid is, hoeven we toch nergens bang voor zijn?

De realiteit is dat goed opgeleide mensen immuun zijn voor naakte feiten en de VS van A vinden dit maar al te handig: als de leugens maar vaak genoeg herhaald worden, trappen de onderdanen er wel in en worden, met een beetje geluk, de dissidente stemmen met een democratische, doch dodelijke efficiëntie, de mond gesnoerd. Dit was van toepassing op de oorlog in Oost-Timor en voor die in Irak. Het mag dan de verantwoordelijkheid zijn van de schrijver om een situatie aan te klagen, het publiek moet ook mee. Of zoals George Orwell stelt: in de meest despotisch geregeerde landen zijn controlemechanismen transparant, deze van de vrije samenlevingen zijn veel interessanter om te ontrafelen.


Bron:

Chomsky N. (1996)Powers and Prospects, reflections on Human Nature and the Social Order, Londen

Geen opmerkingen: